De formule van DDW vertoont slijtage. Het dieptepunt dit jaar: design als beleidsnota in het Klokgebouw. De lokale ontwerpers, makers en andere creatieven mogen vanaf de zijlijn meekijken – en morren daarom. De urgente en intelligente expo (Home)Land met design uit de Oekraïne laat zien hoe het ook kan.
“Eindelijk weer eens design waar ik iets van mag vinden, wat ik mooi of lelijk mag vinden. En ook fijn, ik hoef er niet eerst een boek voor te lezen.” Deze verzuchting van een bezoeker van Sectie-C tijdens DDW was veelzeggend. Sectie-C is een afgetrapt industrieterrein in de rafelrand van Eindhoven waar een fine fleur van lokale ontwerpers en creatieve makers is neergestereken. Tijdens DDW zetten zij de deuren van hun studio genereus open. Hun laatste creaties presenteren ze in verzorgde installaties. Bij kampvuurtjes kun je als bezoekers hen het hemd van het lijf vragen over hun stijlvolle en geraffineerde of prikkelende en juist provocerende objecten. Soms zelfs houtje-touwtje of compleet onzinnig in elk geval opwindend en inspirerend.
Co2-uitstoot
Of het nou je smaak is of niet, deze objecten in alle soorten en maten, het is elk geval iets waarin een breed publiek zich kan herkennen. Wat in schril contrast staat met het Klokgebouw op Strijp-S. In dat zelfbenoemde kloppend hart van de Dutch Design Week gaat het allang niet meer om inspirerende objecten, laat staan om functionele esthetiek of betoverende kleuren. Daar wordt de ontwerper gevierd als een ‘gamechanger’ en een ‘changemaker’ of andere toverachtige formuleringen. Design is het antwoord op vraagstukken als co2-uitstoot, reuma (ja, echt!) of zwart geld. Allemaal heel erg nuttig. Maar zou er serieus iemand zijn die denkt dat al die lappen tekst aan wandpanelen een reële oplossing bieden?
Dit ‘paper design’ voelt eerder als huiswerk. Een eenrichtingsverkeer waarbij de mening van de bezoekers er niet toe doet. Je krijgt bijna medelijden met de families die als herfstuitje voor DDW kiezen; daar sta je dan voor een manifest over de kracht van ‘design thinking’ – het woord alleen al is grotesk, en niet alleen jegens ontwerpers die met hun handen werken. Het lijkt alsof al die presentaties er vooral staan voor de beleidsmaker, subsidiegevers en collega-professionals. Op zich ook prima, maar waarom dan op dat mainstage?
In hun optimistische dadendrang kun je de ontwerpers deze naïeve zelfoverschatting nog vergeven. Maar het aplomb en de afwezigheid van elke vorm van kritische reflectie waarmee dit ‘design with impact’ door DDW op het hoofdpodium wordt gezet wringt. In de eerste plaats bij het grote publiek. Want dat zit niet te wachten op een verkooppraatje dat design de wereld komt redden. De originaliteit, inspiratie, verwondering, schoonheid en opwinding, de verbazing en misschien ook wel irritatie die design allemaal kan bieden – het wordt steeds maar naar de randen van DDW geduwd. Naar disciplines als grafisch ontwerp of game design moet overigens al helemaal met een vergrootglas worden gezocht. Deze tendens is al een paar jaar geleden ingezet maar met deze teleurstellende editie is DDW nu echt zijn schwung kwijt.
Hoe nu verder?
Het kán ook anders. Veelzeggend aan de rand van Strijp-S – bijna letterlijk in de schaduw van dat Klokgebouw – staat de expositie (Home)Land. Miljoenen Oekraïners zijn door de oorlog van hun thuis verdreven. De band met hun geboortegrond is abrupt verbroken. Maar waaruit bestaat die band? Wat missen ze dan het meest? En wat is nou eigenlijk een thuisland?
Met deze fundamentele vragen zoomt (Home)Land niet alleen in op de oorlog in de Oekraïne. Deze vragen gaan ook over onderliggende thema’s als: hoe belangrijk zijn tradities en erfgoed? Wat gebeurt er wanneer oorlog deze fysieke en tastbare verbondenheid met een plek en zijn mensen wegneemt? En kan design fungeren als een bindmiddel? Op een intelligente en sensitieve manier zoeken de jonge Oekraïense curatoren Nazar Gresko en Design Academy alumnus Dasha Tsapenko antwoord op deze urgente vragen met werken van Nederlandse en Oekraïense ontwerpers.
De gunya is een enorme Oekraïense overjas, oorspronkelijk gedragen door herders in de Karpaten en op zichzelf al een schuilplaats. Dit traditionele wollen kledingstuk kreeg een remake door Nederlandse en Oekraïense ontwerpers met innovatieve duurzame materialen als schimmels en plantaardige vezels. Daarnaast staan er gedekte tafels als symbool van het ‘thuis voelen’. Ook deze alledaagse dingen zijn vervaardigd met bio-based technieken en materialen. Intrigerende gebruiksvoorwerpen – want dat zijn het in de eerste plaats – fungeren als de katalysator voor verhalen over mensen, oorlog en land.
Troostend design
Nergens op DDW is het design zo urgent en actueel als op (Home)Land. De eigentijdse ontwerpen vol verhalen en symboliek zijn tegelijkertijd vervaardigd met vernuftig vakmanschap en grote kennis van duurzaamheid. Het is design dat informeert, inspireert en verwondert. Design dat verhalend is en genereus, empathisch vooral. Maar ook design dat confronteert en ontregelt. “Dit servies in onafgemaakt omdat de maker ervan als soldaat naar het front is geroepen”, staat er bij een ruw servies. Het is design dat ontroert en tegelijkertijd troost biedt. Het geeft zelfs een suggestie voor hoe als de oorlog straks is afgelopen aan een gezamenlijke wederopbouw kan worden begonnen. Kortom, design dat de wereld een beetje beter maakt. Zonder pretenties of lappen tekst.
Te veel tekst, inderdaad mee eens, op sommige plekken.
Maar design dat nog ‘ gewoon een object ontwerpt dat je mooi of lelijk kan vinden’, dat kan echt niet meer. We hebben al veel te veel spullen. Kijk naar de overvolle tweedehands winkels. De stoep vol met complete goede meubels voor het grof vuil. Elke weldenkende ontwerper moet zich afvragen wat zijn beroep bijdraagt in deze tijd.
Gelukkig heb ik veel antwoorden gezien die een andere richting op wijzen.
Social design. Nieuwe materialen. Kritiek op makkelijk data-gebruik.
inderdaad moeten we kritisch blijven bij te grote ‘hallelujah’ oplossingen.
Mooi artikel. Ook ik was teleurgesteld in de DDW2022. Naar mijn mening een expo met een te hoog kunstgehalte. Ik denk dat de DDW terug moet naar haar ‘roots’. In mijn optiek het tonen van ‘ de tijdloze vorm van de functie’ in het heden en de oplossing in het nu op basis van beschikbare materialen en middelen. Ik vond het nu een vage tentoonstelling van mogelijke oplossingen in de toekomst. Een sommatie van objecten en uitingen die weliswaar een fundament zijn voor discussie, maar in het heden geen oplossing bieden voor actuele problemen.