“Ik leer veel van jou. Steeds meer ook.” Opvallend: het is wat Gijs Bakker (1942) zegt tegen zijn zoon Aldo (1971) – niet andersom. Terwijl Gijs de invloedrijke persoonlijkheid is in de Nederlandse vormgeving, meer dan een halve eeuw al. “Ik vind het ook heel belangrijker wat Aldo van iets vindt.” Lachend: “Niet dat ik er naar luister, hoor.” Aldo, harder lachend: “Dat is een familietrekje! Lange tijd hebben we überhaupt geen gesprek kunnen voeren over ontwerp. Dat was te confronterend voor jou. Eerst omdat ik ontwerper wilde worden. En daarna omdat ik een heel ander pad koos.”
De toon is gezet in het tweegesprek tussen niet alleen vader en zoon maar eveneens twee spraak- en smaakmakende generaties in Dutch design. Ze praten open en liefdevol; maar ook scherp en onderzoekend, soms onverbiddelijk voor elkaar én vooral zichzelf. Maar voortdurend wisselen ernst en humor elkaar moeiteloos af. Wat eigenlijk ook over hun beider oeuvre gezegd kan worden. Gijs: “Het moment dat ik gerustgesteld was toen ik op jouw eerste exposities in 2010 een lichtheid en speelsheid in dat toch best strenge werk zag. Het was zo eigen, zo… overweldigend!”
De valkuil van symmetrie
In de studio van Aldo in het centrum van Amsterdam zitten in de eerste plaats twee gelijkwaardige vakgenoten, die vol bewondering over elkaars werk praten. “Ik heb inmiddels meer werk van Aldo in huis dan van mijzelf.” Toch overheerste lange tijd angst bij Gijs. Een zoon die in de voetsporen wil treden van zijn vader. Hoe kan hij zich onttrekken aan het stigma ‘zoontje-van’? Wat als hij niet slaagt? Daarbij wist Gijs hoe zwaar het bestaan als autonoom vormgever kan zijn. En dan een zoon die rigoureus een eigen pad kiest. Aldo: “Ik ging voortijdig van de Design Academy Eindhoven, waar Gijs nota bene een van de hoofddocenten was.” Gijs: “Ik was hopeloos. Na edelsmeden, de Rietveld nu weer afhaken, woedend was ik.” Betekende deze breuk dat Aldo nu de ruimte had om zijn weg te kiezen? Na een lange stilte volgt diens zelfverzekerde antwoord: “Ik heb nooit getwijfeld aan mijn keuzes.”
Dat is dus allemaal verleden tijd. Beiden hebben op geheel eigen wijze – en heel eigenwijs – een uniek oeuvre en een internationale loopbaan opgebouwd. Voor Gijs waren dat feitelijk meerdere loopbanen. Opgeleid als edelsmid bevrijdt hij met zijn vrouw Emmy van Leersum (1930-1984) het sieraad van het knellende keurslijf van statussymbool. Als GIJS + EMMY creëren ze modieuze statements over identiteit en gender – zo ver waren ze hun tijd vooruit. Na het overlijden van Emmy, de moeder van Aldo, verlegt Gijs de bakens naar productontwerp, van een ingenieuze afwasborstel voor de Hema (een losse spons in een metalen klem) tot de Jeans-stoel, een zitzak-achtige klapstoel in spijkerstof. Een apart hoofdstuk is vervolgens zijn rol als medeoprichter van Droog. Dit illustere ontwerpplatform introduceert in de jaren negentig een ontregelende humor in design met stoelen van sloophout en een kroonluchter van melkflessen.
De genadeloze vorm
Met zijn introverte vormstudies breekt Aldo opzichtig met het extraverte Dutch design, waarvan Gijs aan de basis staat. Neem zijn Tonus, ogenschijnlijk een boomstronk die zich tot sierlijk kruk kromt. Wie erop zit moet even zoeken naar balans. Of een serie koperen interieurproducten waarvan de vorm volledig is uitgebeend; een kandelaar is niets meer dan een platte lepel met een metalen pinnetje om de kaars op te spietsen. Niks kan weg – niks kan er bij. “Jouw werk kan genadeloos zijn. Zo hermetisch. Daar moet je het mee doen als gebruiker.” Terwijl het werk van Gijs veel verhalender is, beaamt Aldo. “Jij geeft commentaar op de samenleving, meestal een kritiek. Het is heel narratief en dichter op de tijdgeest. Ik werk puur vanuit vorm. Zelfs materiaal en afwerking komen pas later.”
FOTO Mathilde Jurissen
“Maar weinigen kunnen dat, zo’n verhalend ontwerp maken dat de tijd doorstaat en spannend blijft. Dat vergt eindeloos puzzelen en weglaten tot alles klopt.”
Gijs Bakker
Zo’n narratief is bijvoorbeeld Peepshow, een behang dat door Gijs is voorzien van een patroon van ronde gaten uit 1992. Doordat het oude behang door die gaten zichtbaar is, blijven de herinneringen van een huis levend. Een nieuw abstract patroon toont tegelijkertijd de vergankelijkheid. “Zo’n ontwerp vertelt een verhaal en daar kun je als gebruiker iets van vinden – prikkelend, vergezocht of gewoon stom. Maar er is een keuze en daarom is het niet genadeloos.” Gijs: “Zoals je het nu zegt, lijkt het alsof het makkelijk is. Maar weinigen kunnen dat, zo’n verhalend ontwerp maken dat de tijd doorstaat en spannend blijft. Dat vergt eindeloos puzzelen en weglaten tot alles klopt, feitelijk net zoals jouw ontwerpen tot stand komen.”
Het Eureka-moment
Inmiddels is er ruimte voor een diepgevoeld verwantschap. “Wij zijn allebei letterlijk vorm gever”, zegt Gijs. “Wij geven een nieuwe vorm aan objecten. Ik doe dat vanuit een verhaal, een concept zoals dat dan heet. Bij Aldo zit het verhalende puur in de vorm. Zijn vormtaal is zo krachtig en beeldend.” Aldo pakt een zilveren schenkkan die hij ontwierp voor het designlabel Thomas Eyck. “Ik heb eindeloos gezocht naar harmonie in dit object. Als de onderste rand hoger is, kun je beter mee schenken. Maar dan is het object uit proportie. Die zoektocht kan soms aanvoelen als een gevecht.” Het sierkannetje gaat vervolgens tussen Gijs en Aldo van hand tot hand, waarbij zich een theoretisch discours ontspint over de herkenbaarheid van een silhouet, de valkuil van symmetrie en de schoonheid van geometrie. Gijs: “Vormgeving is niet zomaar een leuke bezigheid. Het is een voortdurend nadenken, ordenen en onderzoeken.”
Een diepe verbondenheid is het “eureka-moment” waarop ze beseften dat ze vormgever wilden worden. Voor Aldo was dat op zijn zestiende, met het schetsen van een champagneglas. “Opeens klopte alles. Ik had iets gemaakt dat echt van mij was. Ik zag al die mogelijkheden die ik had in vorm, materiaal, kleur. Dit wil ik.” Gijs: “Op precies die leeftijd had ik eenzelfde ervaring. Ik had een ring ontworpen waarbij je niet wordt afgeleid door een inscriptie of steentje aan de bovenkant maar ik had een vorm gevonden die rondom aantrekkelijk was. Het was zo’n enorme bevrijding om te beseffen: dat wat ik het liefste doe, kán ik ook.”
“Vormgeving is niet zomaar een leuke bezigheid. Het is een voortdurend nadenken, ordenen en onderzoeken.”
Gijs Bakker
Zelfgekozen grammatica
Toch lijkt de loopbaan van Aldo meer geconcentreerd, daar zijn beiden het over eens. Na zijn debuut in 2008 met een rank drinkservies van laboratoriumglas schaaft en schuurt hij aan een samenhangend oeuvre van minimalistische, bijna abstracte gebruiksvoorwerpen. Dit verfijnde werk is hoofdzakelijk verkrijgbaar in het internationale galeriecircuit. Uitstapjes naar bijvoorbeeld consumentenproducten voor het Deense huishoudmerk Georg Jensen of tentoonstellingsontwerp (de recente expositie over keramist Geert Lap in Designmuseum Den Bosch onder meer) zijn spaarzaam.
“Ik moet oppassen dat het geen alibi wordt om mij af te keren van het alledaagse bestaan. Ontwerpen begon als een verliefdheid, inmiddels is het een verslaving bijna.”
Aldo Bakker
Ontwerpen is volgens Aldo het overwinnen van obstakels. “Persoonlijke obstakels, zoals de twijfel: wanneer is een vorm volbracht? Maar ook vakmatige obstakels, bijvoorbeeld hoe ik deze vorm kan toepassen in een functioneel object? En welk materiaal is daarvoor passend?” Deze toewijding van Aldo is soms confronterend. “Ik moet oppassen dat het geen alibi wordt om mij af te keren van het alledaagse bestaan. Ontwerpen begon als een verliefdheid, inmiddels is het een verslaving bijna.” Het is de strengheid van zijn moeder Emmy die Gijs hierin herkent. “Dezelfde gedrevenheid. Natuurlijk heeft elke ontwerper een zelfgekozen set regels, een eigen grammatica als het ware. De kunst is om daar van af te kunnen wijken.” Inderdaad speelt humor en verwondering een grotere rol in Gijs’ oeuvre. Zo ontwierp hij vorig jaar nog de Joyride, een rookpijp in de vorm van het manlijk geslachtsdeel. Een frivoliteit waarop je Aldo niet snel zult betrappen.
Architectuur of literatuur?
Ligt de overstap van functioneel design naar kunstzinnige sculpturen niet voor de hand voor Aldo? “Nee”, is zijn besliste antwoord. “De dialoog tussen de autonome vorm en de handeling van de gebruiker vind ik spannend. Door het vast te pakken, ermee te schenken of uit te drinken nodigt het object uit tot intimiteit. Tegelijkertijd moet het object zo vrij zijn dat je er van kun genieten door alleen naar de vorm te kijken.” Hij pakt een porseleinen oliekannetje van zijn werktafel en weegt zijn worden. “Als ontwerper breng ik allerlei materie van deze aarde bij elkaar. Ik bewerk dat en maak er iets van. Dat voelt als een enorme verantwoordelijkheid. Dus zoek ik naar een vorm en functie die los staan van het hier en nu. Dat als er geen olijfolie meer zou zijn, deze schenkkan nog steeds van waarde is.”
Volgens Gijs ligt een verbreding naar architectuur meer voor de hand voor Aldo. “Zijn objecten gaan net als gebouwen over menselijk handelen. Vasthouden, schenken, betreden, beschermen. Bovendien denk ik dat zijn vormtaal zich goed vertaalt naar een grotere schaal in de openbare ruimte. Het voegt iets toe zonder zich op te dringen, wat essentieel is voor goede architectuur.” De interesse is er, beaamt Aldo. Zo was hij al co-architect van het nieuwe kunstcentrum Z33 in het Belgische Hasselt, een traject waaruit hij zich terugtrok. Want er is ook terughoudendheid. “Er zijn zoveel partijen en belangen waarmee je rekening moet houden. En als een ontwerp van deze schaal niet voor 100 procent is geslaagd, zou ik daar te zwaar onder lijden.”
“Als ontwerper breng ik allerlei materie van deze aarde bij elkaar. Ik bewerk dat en maak er iets van. Dat voelt als een enorme verantwoordelijkheid. Dus zoek ik naar een vorm en functie die los staan van het hier en nu.”
Aldo Bakker
De loopbaan van Gijs is evenmin uitgekristalliseerd. Zo werkt hij momenteel aan een boek voor een literaire uitgeverij. “Het wordt mijn kijk op onze materiële wereld.” Daarnaast verkent hij met zijn sieradenontwerp nieuwe wegen. Zijn meest recente ontwerp is de halsketting 3.7 grams met schakels van hetzelfde gewicht (3.7 gram dus) maar van verschillende metalen en dus verschillende afmetingen. Goud heeft immers hoger soortelijk gewicht dan titanium of aluminium. “Een verbeelding van materiaal en verschil in eigenschappen en waarde” in de woorden van Aldo. “Zo’n abstract verhaal is nieuw voor jou. Jij voedt jezelf voortdurend met onbekende wegen. Daarmee zorg je goed voor jezelf. Dat leer ik dan weer van jou.”