Longread

Designcriticus Kylièn Bergh: Toekomstdenken is balanceren tussen het mogelijke en werkelijke

Ontwerpers ontwikkelen steeds vaker hypothetische toekomstscenario’s over maatschappelijke vraagstukken als klimaatverandering, technologie en sociale ongelijkheid. Maar hoe zinvol zijn deze toekomstverkenningen? En is dit überhaupt nog wel design? Met een Open Call deed DesignDigger een oproep aan jonge designcritici op om te reflecteren op deze vragen. De eerste geselecteerde inzending is van Kylièn Bergh en bestaat uit de longread Toekomstdenken is balanceren tussen het mogelijke en werkelijke en de bijbehorende reeks posters Vormgeving en Verbeeldingskracht.

De posterserie Vormgeving en Verbeeldingskracht, samengesteld door de auteur, verbeeld op redactionele wijze het onderzoek. Citaten uit de literatuur waar het artikel naar verwijst worden samen met een bibliografie gezet in ‘open-source’ lettertypes. In een visuele constellatie gaat het samen met archiefmateriaal dat de maakbaarheid van de technologische leefomgeving illustreert. Daarmee vormt het drietal affiches een essayistische oefening in het relationeel vergaren en verspreiden van inzichten op de ontwerper als toekomstdenker.

Toekomstdenken is balanceren tussen het mogelijke en werkelijke

Ontwerp staat continu op een kruising van verleden en toekomst. Voortbordurend op bestaande technieken, gereedschappen, schoonheidsidealen en normen vormt het de dag van morgen. Soms zelfs lijkt ontwerp te speculeren over hoe onze samenleving er op langere termijn uit zal zien. Maar is de ontwerper wel in staat om realistische scenario’s te bieden? En biedt het professionele werkveld wel de ruimte voor deze speculatieve rol?

In een discipline en een samenleving waarin commercie regeert, heerst het risico dat de ontwerper doelmatig ingezet wordt om slechts consumptie aan te sturen. Ontwerp geeft dan geen vorm meer aan idealen – zoals het bevorderen van het dagelijkse bestaan en leefomgeving, het reageren op maatschappelijke kwesties, of het behouden van ambachten en kwalitatieve standaarden – maar conformeert zich aan de wensen van consument en producent. Afvalbergen, die zich veelal uit het oog van de Westerse burger daar ophopen waar grond goedkoop is, bieden weinig vertrouwen in consument noch producent om maatschappelijke belangen boven individuele interesses en eigen portemonnee te plaatsen.

Sociale normen en maatschappelijke belangen lijken zich slecht te vertalen naar verdienmodellen. Wie wil meedenken over de toekomst en zich richt op de kwesties die de samenleving nu en straks kwellen, moet voorbij gaan aan economische beweegredenen. Om die reden moet ontwerp zich niet alleen conformeren aan het winstgedreven systeem maar kan het ook een cultureel handelen zijn. Geven om de toekomst betekent ook ruimte geven aan de toekomst. Want wat als behalve financiën ook fantasieën overwogen worden wanneer we over de toekomst nadenken?  Door ontwerpen niet alleen als commerciële maar ook als culturele activiteit te zien, ontstaat de beweegruimte om te speculeren en fantaseren over onze gedeelde toekomst.

Speculatie en constellatie

Fantasie als functie van ontwerp leidt al snel tot dispuut. De visie op ontwerp als probleemoplossende praktijk is dominant. Maar de twijfel aan de speculatieve waarde van ontwerp signaleert vooral een tekortkoming van ons eigen verbeeldingsvermogen. Zijn we zelf té kortstondig en praktisch gaan denken, binnen de kaders van stroomschema’s, evaluatiegesprekken, bureaucratische beleidsplannen en vierjarige politieke cycli? Wat fictie, fantasie en verbeeldingsvermogen gemeen hebben, is de mogelijkheid voorbij te gaan aan praktische realiteiten. Tijdelijk losgemaakt van de beperkingen van een economisch, politiek of technologisch paradigma bieden fictie en fantasie een alternatieve kijk op wat waardevol is of kan zijn. Op speculerende wijze reflecteert het vanuit de verbeelding op onze eigen geleefde ervaringen.

Een toekomstdenker zal het verloop van tijd en hetgeen dat zich daarin afspeelt niet als lineaire progressie of evolutie moeten zien maar als samenkomst van continue veranderlijke verstandhoudingen. Filosoof Bruno Latour, die uitvoerig schreef over onze relatie tot de natuur, wijst erop dat we nooit echt ‘modern’ zijn geweest vanwege onze blijvende afhankelijkheidsrelatie tot de natuur. Antropoloog  Arturo Escobar, die vanuit het globale zuiden argumenteert voor een ‘plurivers wereldbeeld,’ ziet progressie aan de problematische kerngedachte achter het koloniale gedachtengoed. ‘Ontwikkeling’ wordt tot op de dag van vandaag ingezet om idealen van de Westerse samenleving over de globe te verspreiden.

Kunsthistoricus George Kubler ziet ‘de constellatie’ als een manier om verhoudingen aan te brengen tussen gedachtegoed en gebeurtenis. Een constellatie vormt een samenhang van factoren die los staan van elkaar. Het is een verbeelding van verbanden. Gezien als constellatie is de samenleving en de ontwikkelingen die daarin plaatsvinden niet een logische aaneenschakeling van gebeurtenissen maar een samenspel van krachten die soms wel, soms niet met elkaar in verhouding staan, aldus Kubler, die de geschiedschrijving als lineaire aaneenschakeling van evenementen bekritiseert. Zo kan de ontwerper als toekomstdenker andere verhoudingen verbeelden van hetgeen dat er is en hetgeen dat kan zijn of worden.

Defuturing

Net als consumeren is ontwerpen een proces van keuzes maken. Het één wordt besloten, het ander uitgesloten. Dit is wat ontwerptheoreticus Tony Fry beschrijft als defuturing. Ontwerpen is zowel het creëren van een toekomst, als het gelijktijdig ontnemen van alternatieven op die toekomst. Maar als de geschiedenis niet als lineaire progressie wordt gezien, dan is de toekomst evenmin eenduidig. De ontwerper die ruimte wil bieden aan een kansrijke toekomst zal dan ook reflectief moeten kijken naar welke ‘toekomsten’ de huidige koers ontneemt.

Dit benadrukt het belang om actief alternatieve toekomstbeelden in te denken. Defuturing (dat zich niet even pakkend laat vertalen naar het Nederlands als ‘ont-toekomsten’) stelt een wijze van onderzoek voor, ofwel een mentaliteit die de vooringenomen richtingen en vooroordelen blootlegt. De toekomst is geen lege bladzijde maar al ingekleurd of gekoloniseerd, door het handelen van het verleden en het heden, aldus Fry. Het ‘ont-toekomsten’ biedt een reflectieve heroriëntatie die zich continu afwendt van de negatieve gevolgen of beperkende bijeffecten van ons hedendaags handelen.

Stuurloze maatschappij

Het toekomstdenken is daarmee niet zo zeer een individuele daad maar meer een vorm van sociaal maatschappelijk handelen. Het verbeelden van de toekomst heeft immers betrekking op de leefomgeving van anderen. Zo beschrijft socioloog Matthew DelSesto  het inbeelden van alternatieve maatschappelijke condities als een sociologische verbeeldingskracht. DelSesto stelt een transdisciplinaire benadering voor tussen ontwerp en de sociale wetenschappen. Het voorstellen van andere samenkomsten van mogelijkheden en beperkingen plaatst onze eigen ervaringen en ideeën in verband met de gemeenschappelijke leefomgeving. Dat iets niet is, betekent niet dat het niet zou kunnen zijn.

Maar in een politieke economie die vervreemd is van de sociale maatschappij, zoals DelSesto constateert, worden ideeën en gedachten pas als waardevol gezien als het bijdraagt aan de bevordering van de economie of wetenschappelijke vooruitgang. Het gebrek aan zinvolle reflectie maakt de maatschappij stuurloos in een zee van informatie en media. Wat nodig is, volgens DelSesto, is een andere verstandhouding tot kennis die toelaat te speculeren over wat het betekent om vandaag de dag een mens te zijn. In dit gedachte-experiment is voor ontwerpen de rol weggelegd om diverse mogelijkheden voor te stellen. Ofwel, ontwerp als verbeeldingskracht heeft de potentie de ‘mogelijke toekomsten’ in verband te brengen met de huidige werkelijkheid.

Pluriversum

Het verbeeldingsvermogen heeft als kracht een veelvoud van ideeën voor te stellen. Zo hoeft noch de toekomst, noch de ontwerper uit te gaan van een enkele methode of ideaal. Integendeel kan juist meerstemmigheid ons perspectief op de toekomst verruimen in plaats van vernauwen, zoals ook Arturo Escobar veronderstelt die met de term pluriversum wijst op het naast elkaar bewegen van verschillende wereld-belevingen. Zo zou de huidige koersbepaling die uitgaat van progressie, gebaseerd zijn op het Eurocentrische geloof in het individualisme, exacte wetenschappen, de economie en een enkele werkelijkheid. Onder de banier van het rationalisme ‘singulariseert’ de kijk op de wereld. In andere woorden, de veelzijdigheid van hoe de wereld wordt gezien en ervaren reduceert tot een enkel logocentrisch perspectief.

Dat de vrije marktwerking en innovatie zich als universeel democratisch ideaal op de wereld stort is niet alleen een aanval op de diversiteit en rijkheid die verschillende levenswijzen bieden maar ontneemt ook een scala aan toekomstperspectieven. Onder de banier van innovatie en commercie singulariseert ons vooruitzicht. Door andere waarden centraal te zetten in de bepaling van ons toekomstbeeld – individualisme, de economie en exacte wetenschappen –  kan speculerend ontwerp als tegengif alternatieve vooruitzichten voorstellen. Kortom, de ontwerper als toekomstdenker zal dus niet uniformiteit maar pluriformiteit moeten verbeelden.

Reflectieve daad

Als toekomstdenker draagt de ontwerper een verantwoordelijkheid maar die wordt niet alleen gedragen. Immers, iedereen is betrokken bij een gemeenschappelijke toekomst en is verantwoordelijk voor de eigen bijdrage. Vanuit huidige maatschappelijke fricties wordt vluchtig naar pleisters gezocht. Maar het valt te betwijfelen of de pleister, eenmaal geplakt, morgen blijft zitten of dat we door ons handelen elders een wond oplopen. Wie ontwerpen benadert als reactionaire oplossingsgerichte praktijk laat de werking van speculatie, fictie, poëzie of fantasie achterwege als reflectieve daad.

In de diepgaande crises van vandaag schiet het reactionaire handelen te kort om de diepgewortelde denkpatronen te ontmaskeren en langdurige alternatieven voor te stellen. De verbeeldingskracht stelt ons in staat voorbij te kijken aan het nu en in plaats daarvan herinneringen op te doen van hoe het was of door juist vooruit te kijken naar hoe het ook zou kunnen zijn. Alsmede wordt het handelen van de speculerende ontwerper niet reactionair, maar reflectief geïnformeerd.

Het ontwerpen van het nu zal dus ruimte moeten bieden aan kansen van morgen. Dit vereist niet alleen een kritische perspectief om in te zien welke kansen wij huidig van de toekomst afnemen, maar ook het inbeelden en verbeelden van alternatieven. In de erkenning dat er niet een enkel toekomstperspectief is, zal actief de ruimte gecreëerd moeten worden om een verscheidenheid aan oriëntaties open te laten. De speculerende ontwerper als toekomstdenker en de sociale verbeeldingskracht bieden een collectief vooruitzicht dat relaties aangaat tussen het mogelijke en het werkelijke.

Kylièn Bergh

Kylièn Bergh is grafisch ontwerper, onderzoeker en criticus. Na zijn studie aan de KABK in Den Haag en voltooide hij de masteropleiding Design Cultures aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Hij is fellow aan het Wim Crouwel Instituut en betrokken is bij de ontwikkeling van een lesprogramma over de Nederlandse grafische vormgeving voor de Universiteit van Amsterdam; daarnaast  doceert hij ontwerp theorie en geschiedenis aan de KABK en VU.  Kylièn is de winnaar van de Open Call voor jong schrijftalent op DesignDigger.

Kylièn Bergh

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *