Al 35 jaar slaat Shepard Fairey een brug tussen beeldende kunst, design en skatecultuur. Hij maakt streetart in de vorm van muurschilderingen en stickers maar maakt ook peperdure zeefdrukken en kleding met zijn streetwear OBEY. In het STRAAT Museum in Amsterdam is nu zijn eerste Nederlandse solotentoonstelling Printed Matters: Raise the Level te zien (t/m 14 oktober 2023). In een interview vertelt hij over zijn drie grootste inspiratiebronnen. “Het maken en verspreiden van beelden was nog nooit zo eenvoudig al nu. Maar ervoor zorgen dat een beeld blijft hangen, is moeilijker dan ooit.”
Shepard Fairey komt al jaren nauwelijks nog op skateparks, moet hij bekennen. Maar het belang van deze vrijplaatsen is misschien wel groter dan ooit. “We leven steeds online en op beeldschermen, soms zelfs als een avatar. Daarom worden fysieke ontmoetingsplekken steeds belangrijker. Plekken waar je mensen ontmoet die anders leven en andere ideeën hebben. En dat je daardoor ziet dan deze mensen niet per se slecht zijn. Dat kan een park zijn, of een boekwinkel. Een popconcert. Voor mij was dat het skateboardpark. Als iets doet met andere mensen, dan versterkt dat je empathie en hulpvaardigheid. En in mijn geval ook creativiteit.”
Graffiti en stencils
De rebelse do it yourself mentaliteit van het statepark is inderdaad nog steeds zichtbaar in de streetart van de 53-jarige straatkunstenaar, ontwerper, activist, filantroop en ondernemer. De gruizige uitstraling van stencilen en graffiti vermengt hij met stijlelementen van gelikte bedrijfslogo’s én agitprop, zoals het gebruik van rood, zwart en wit. “Ik wil gewoon zoveel mogelijk mensen bereiken”, zegt de kunstenaar, gekleed in een zwart T-shirt waarop in witte letters Listen to Bad Brains staat – typische Fairey-ironie die pas betekenis krijgt als je weet dat Bad Brains een Afro-Amerikaanse punkband is.
Al bijna 35 jaar slaat Fairey een brug tussen beeldende kunst, design en skatecultuur. Hij ontwerpt platenhoezen voor de Black Eyed Peas en DJ Shadow en lanceert het streetwear merk OBEY; onder meer te koop in de eigen brandstore in de Negen Straatjes in Amsterdam. Zijn maatschappijkritische streertart is aangekocht door grote Amerikaanse musea als het MoMa en LAMCA in zijn woonplaats Los Angeles. In de documentaire Exit through the gift shop (2010) over de opkomst van Banksy speelt Fairey de prominente bijrol. In het STRAAT Museum in Amsterdam is nu zijn eerste Nederlandse solotentoonstelling te zien. Op de buitenmuur van het museum op het NDSM-terrein in Amsterdam-Noord maakte hij een muurschildering van 14 bij 14 meter.
Stickers en streetwear
Zijn imposante loopbaan telt feitelijk slechts een paar beslissende jaren. Zoals 1984. “Dat jaar kreeg ik mijn eerste skateboard. Nog zo’n doorslaggevend jaar is 1988 als hij grafisch ontwerp studeert aan de vooraanstaande Rhode Island School of Design. Op de campus deelt hij stickers uit met daarop het gezicht van Andre the Giant, een 2.24 meter lange en 236 kilo zware worstelaar met cultstatus. Eronder staat OBEY – gehoorzaam in het Engels. “Ik wilde mensen bewust maken van hoe ze de hele dag worden bestookt met bevelen en opdrachten. Koop dit. Doe dat.” Wat begon als een kwajongenstreek groeit uit tot krachtige protestkunst die viral gaat nog voordat het internet überhaupt bestond. Na zijn studie maakt hij met zijn designstudio logo’s voor softwareproducent Mozilla, artwork voor films als Walk The Line over Johnny Cash en merchandise voor de Smashing Pumkins.
2001, ook cruciaal. Met streetwear merk OBEY zet hij de weg in naar financiële onafhankelijkheid. Al is het hem daar niet om de te doen. Met The OBEY Awareness Program van zijn kledingmerk ondersteunt hij talloze goede doelen, waaronder de LHBTQ+ gemeenschap, het armoedebestrijdingsprogramma Feed America en diverse natuurorganisaties.
Maar het beslissende jaar is dus 2008, als hij zijn claim to fame maakt met de ‘Hope poster’. Op deze verkiezingsposter kijkt Barack Obama ietwat dromerig maar toch ferm voor zich uit. Zijn gezicht is getekend in heldere lijnen ingekleurd met effen rood, beige en licht- en donkerblauw. Eronder staat in kapitalen HOPE. Het beeld is nostalgisch én eigentijds, is uitgesproken activistisch maar spreekt ook een breed publiek aan. Hoop heeft Fairey nog steeds. “We moeten wel. Want als we geen hoop meer hebben, worden er ook geen oplossingen meer bedacht. De mens is slim en veerkrachtig genoeg om huidige problemen als klimaatverandering en sociale ongelijkheid op te lossen. Daarom is mijn hele oeuvre een aansporing om geen genoegen te nemen met de status quo en in actie te komen.”
Fairey baseert de tekening op een foto van Associated Press en wordt veroordeeld voor inbreuk op auteursrecht. Niettemin is de poster – “in een middag gemaakt” – opgenomen in de collectie na de National Portrait Gallery in Washington DC. Sindsdien is hij officieel mainstream. Een sell out zelfs volgens fans van het eerste uur. Hij zou parasiteren op andermans ellende door zich te profileren al een wilde weldoener. En dan was een paar jaar geleden nog die samenwerking met het peperdure horlogemerk Hublot. “Als je het kapitalistische systeem wilt veranderen, moet je je eerst naar binnen werken. Hublot is nu sponsor van Amnesty International. Start on the outside and work your way inside.”
Kunst
Deconstructivisme
“Je verwacht natuurlijk dat ik Andy Warhol noem. Had gekund ook. De manier waarop hij speelt met zowel de verfijnde kunstwereld als kapitalistische systeem en massamedia is onovertroffen. Hij gaf een nieuwe betekenis aan bestaande beelden, in een compleet eigen én herkenbare stijl bovendien. Maar visueel is het werk van de Russische deconstructivist Aleksandr Rodtsjenko veel aantrekkelijker. Hoe hij typografie, portretkunst, symboliek en geometrische vormen gebruik is subliem. Een visuele boodschap is gereduceerd tot het absolute minimum. Het oogt harmonisch en beheerst maar is de verbeelding van doortimmerde maatschappijvisie. Het was de aankondiging van een nieuwe tijd. Dat zie je er een eeuw later nog steeds in terug. Het maken en verspreiden van beelden was nog nooit zo eenvoudig al nu. Maar ervoor zorgen dat een beeld blijft hangen, is moeilijker dan ooit. Maar als mensen nu voor het eerst een beeld van zien Rodtsjenko, dan herkennen ze het. En als ze het één keer hebben gezien, vergeten ze het nooit meer.”
Platenhoes
God Save The Queen (1977), The Sex Pistols
“De beste platenhoes ooit is de single God Save The Queen van The Sex Pistols van Jamie Reid. Het beeld zelf is simpel, het gezicht van Queen Elizabeth met daarover een collage van letters geplakt. De subversieve twist aan een iconisch beeld, het staatsieportret van de Britse koningin, is zo krachtig in zowel de visuele impact als de zeggingskracht. Je ziet het, je herkent het, je begrijpt het en tegelijkertijd is er ook verwarring. De letters kennen we vooral van de brieven van afpersers en gijzelnemers. De ontwerper Jamie Reid heeft er misschien 20 minuten over gedaan en toch kan er niets aan verbeterd worden. Zelfs 45 jaar later in een tijd van eindeloze beeldenstromen valt het meteen op. Het is perfect.”
Logo
The Tongue, Rolling Stones
“Veel van mijn werk is verwant aan de manier waarop bedrijven een logo inzetten. Puur technisch, als een ontwerpmethodiek, ben ik onder de indruk van hoe merken als Apple en Coca Cola zich met één doeltreffend beeld neerzetten. Een beeld dat met kleine aanpassingen telkens weer aansluit bij de tijdgeest. Maar het is zo… braaf. Wat ik mis is de attitude van bijvoorbeeld The Tongue van de Rolling Stones. De associatie me de getuite lippen van Mick Jagger ligt voor de hand, wat het zo effectief maakt als bandlogo. Maar de symboliek reikt nog veel verder. De seksuele revolutie van de jaren zestig. De rebelsheid van rock ‘n’ roll. De vrolijke speelsheid van de jeugd. Het zit er allemaal in. Niet voor niets zie je nu weer hipsters met T-shirts met de originele tong. Terwijl de Rolling Stones als lang geen hippe band meer zijn. Dat logo is veel meer geworden dan de oorspronkelijke boodschap.”
Boek
How to win the war on truth: An Illustrated Guide to How Mistruths Are Sold, Why They Stick, and How to Reclaim Reality (2022), Samuel C. Spitale
“Ik denk dat memes een nieuwe opzichzelfstaande taal zijn. Complexe en zelfs vage maatschappelijke problemen worden in één beeld heel effectief uitgekristalliseerd tot een begrijpelijke en pakkende boodschap. Tegelijkertijd is die boodschap heel gelaagd of kan zelf op meerdere manieren worden uitgelegd. Een meme zet je aan het denken en onderscheid zich daarmee van reclame of propaganda, die dingen juist oppervlakkig en eenduidig wil houden. Memes zijn de posters en stickers van nu. Toch maak ik bewust alleen fysieke kunstwerken, omdat de ambachtelijkheid ervan mijn aanspreekt. Natuurlijk zijn er ook gevaarlijke en leugenachtige memes, net als taal en ook kunst een keerzijde kan hebben. Misschien is dat wel onvermijdelijk bij een medium dat kunst en creativiteit zo heeft gedemocratiseerd. Daarom raad ik iedereen het boek How to win the war on truth van Samuel C. Spitale aan. Hij legt haarfijn uit waarom memes een tegenverhaal kunnen zijn voor de systematische indoctrinatie van big oil of religieus rechts.”
Over STRAAT Museum
De solo-expositie Printed Matters: Raise the Level van Shepard Fairey is te zien in STRAAT , hét museum voor street art en graffiti. In een enorme scheepsloods op het NDSM-terrein in Amsterdam worden meer dan 160 gigantische kunstwerken getoond. Deze zijn ter plekke door internationale kunstenaars gemaakt. De collectie wordt regelmatig uitgebreid, wat bezoekers de kans biedt kunstenaars live aan het werk te zien. Printed Matters: Raise the Level is te zien in de STRAAT Gallery, de galerieruimte in het STRAAT Museum. In de galerie vertelt STRAAT gerichte verhalen over de diversiteit en populariteit van de internationale street art en graffiti-cultuur.