Van genderneutrale kleding geïnspireerd op het slavernijverleden tot een vr-ervaring bij 17de-eeuwse schilderijen – onderzoekers en studenten van de Hogeschool van Amsterdam ontwikkelen innovatieve manieren om de ongehoorde stemmen uit het koloniale verleden te vertellen. “Wij hameren erop dat modeontwerpers zich niet klakkeloos creaties van een andere cultuur kunnen toe-eigenen.”
De trui is gemaakt van een twintigtal lappen in felle kleuren als oranje, roze en aquamarijn. Deze rechthoekige stoffen zijn afgewerkt met een fijn borduursel en op rode tule gestikt. De bijbehorende rok is gemaakt van een glanzende goudkleurige stof. Dit genderneutrale outfit is onderdeel van de afstudeercollectie Growing Pains van Zhané Smit aan het Amsterdam Fashion Institute (Amfi). De eigentijdse mode draagt sporen van zowel het dominante westerse modebeeld van Nederlandse plantagehouders als de traditionele kledij van Marrons. Het benadrukt zowel de kracht als de kwetsbaarheid van de cultuur van deze ontsnapte afstammelingen van slaafgemaakten, die tot op de dag van vandaag in het binnenland van Suriname in stamverband leven.
Lees ook de longread over diversiteit in het ontwerpveld: Waarom ook design kampt met vooroordelen en achterstelling
Growing Pains is een van de vele manieren waarop studenten aan de Hogeschool van Amsterdam disciplines als mode en design gebruiken om de koloniale geschiedenis te belichten. De nadruk ligt daarbij op de stemmen uit dat verleden die minder prominent of zelfs niet worden gehoord. “De huidige mode-industrie is gevormd door de Westerse opvattingen. Lokale kleding en regionale tradities worden daarin vaak afgedaan als folklore en klederdracht, of erger nog: als iets ouderwets en achterlijks. Dat beeld willen wij bijstellen door juist het perspectief van de koloniale slachtoffers te belichten”, zegt Amfi-directeur José Teunissen.
Milieuvervuiling en uitbuiting
Mode als instrument om het bewustzijn van het koloniale verleden te vergroten. Daarbij wordt de blik ook kritisch gericht op de mode zelf. Want dat koloniale verleden is niet afgesloten maar bepaalt nog steeds de huidige machtsstructuren in de mode-industrie. Waar kleding wordt gemaakt, is zelden de plek waar deze wordt gedragen, verduidelijkt Teunissen. “Een oorzaak daarvan is dat inkomsten van kledingproductie ongelijk zijn verdeeld; vaak is zelfs sprake van regelrechte uitbuiting. Ook de milieuvervuiling van de kledingindustrie komt onevenredig groot voor rekening van niet-Westerse landen.” Daarom focust het Amfi niet meer alleen op het creatieve proces maar komen ook de herkomst van grondstoffen als wol en katoen, en maaktechnieken en patronen uitgebreid aan bod. “De kernvraag waarover studenten moeten nadenken, is: wat is de waarde van een kledingstuk? En dan niet alleen de economische waarde, maar ook: wat kan mode-industrie bijdragen aan een betere, schonere wereld. Een transparant maakproces, diversiteit en gendergelijkheid maar ook verantwoorde consumptie horen daar onlosmakelijk bij.”
Tegelijkertijd is mode een global industry. Inspiratie en kennis gaan pijlsnel de wereld over. Is deze vrijheid van expressie niet essentieel voor een florerende mode-industrie? “Mode is én was altijd gebaseerd op een uitwisseling van ideeën, kijk maar naar de collectie Growing Pains. Dat wordt pas problematisch als dat parallel loopt aan de weg van de economische ongelijkheid. Wij hameren erop dat modeontwerpers zich niet klakkeloos creaties van een andere cultuur kunnen toe-eigenen. Wat vroeger nog werd geprezen als een ‘exotische ingeving’ kan tegenwoordig simpelweg niet meer”, aldus de Amfi-directeur. “Wij laten onze studenten kritisch nadenken over wie er zouden moeten meeprofiteren van hun ideeën.” Het narratief rond kleding wordt daarbij steeds belangrijker. “Voor wie ontwerp je eigenlijk? En voor wie dus niet? Waarop is die keuze gebaseerd?”
Economisch fiasco
De eenzijdigheid van de koloniale beeldvorming is hardnekkig, niet alleen in mode. Ook in het Rijksmuseum – nota bene onze nationale schatkamer – is het Westerse perspectief dominant. Hidden History is een onderzoeksproject aan de Hogeschool van Amsterdam, uitgevoerd door studenten van de master Digital Design, om met een audio experience letterlijke andere stemmen te laten horen. Het vertrekpunt is de zaal met schilderijen van de Nederlandse kolonie in Brazilië van 1630 tot 1654, een minder bekende episode in de koloniale geschiedschrijving. Het duurde relatief kort en was een economisch fiasco. Het beeld ervan wordt vooral bepaald door de schilderijen van Frans Post, die in opdracht deze nieuwe kolonie vastlegde. “En dat is een geromantiseerd beeld”, zegt onderzoekscoördinator Morgana Braga Costa Lima. “Uitgangspunt is dat dit land was nooit is ontdekt, zoals het dominante Westerse narratief dat stelt. Er woonden al honderden verschillende inheemse volken met een sterke eigen cultuur, maar die is grotendeels weggevaagd door uitbuiting en gewelddadige praktijken.”
Met een audiotour zijn verhalen te beluisteren van Braziliaanse nazaten die vertellen over de rol die het slavernijverleden nu nog speelt in hun dagelijks leven. Ook wordt een alternatieve inrichting van de Frans Post-zaal in het Rijksmuseum voorgesteld. Op een wand staan de ervaringen van nazaten van zowel de slaafgemaakten als de koloniale onderdrukker. Braga Costa Lima: “Musea als het Rijksmuseum kunnen een belangrijke rol spelen bij het doorbreken vooroordelen en gangbare misvattingen op het koloniale verleden. Dus moet ook in de culturele instellingen een verandering in gang komen.”
Virtuele landschappen
Daarnaast worden nieuwe technologieën als virtual reality aan de Hogeschool van Amsterdam ingezet voor een actueel en neokoloniaal verhaal. In de vr-ervaring Reframe sta je voor een virtuele museumwand met het schilderij Gezicht op het eiland Itamaracá (1645) van Frans Post. Vervolgens kunnen verschillende afbeeldingen op het doek worden aangeklikt, waarna er commentaar volgt van hedendaagse Nederlanders, Brazilianen en Ghanezen, die ieder een ander verhaal zien in deze schilderijen. “De kijker wordt zo geconfronteerd met het perspectief van de ander, en daarmee met de eigen vooroordelen.”
Aan de andere drie virtuele wanden hangen negen fictieve schilderijen die met behulp van kunstmatige intelligentie zijn gegenereerd. Een opdracht aan een AI- beeldgenerator was bijvoorbeeld: maak een schilderij van een Braziliaanse plantage in 1600 met landarbeiders. “Dan blijkt dat het de beeldgenerator vanzelf de landarbeiders zwart afbeeldt en in een bucolisch landschap plaatst. Het gangbare witte perspectief van Frans Post wordt dus klakkeloos overgenomen”, zegt Braga Costa Lima. Oftewel: “Kunstmatige intelligentie is niet objectief maar zit vol vooroordelen.”
Jong, slank en wit
Het vr-project maakt onderdeel uit van het onderzoek VR for Diversity, dat wordt geleid door Mirjam Vosmeer, onderzoeker aan het lectoraat Play & Civic Media aan de Hogeschool van Amsterdam. “VR kan een interessante manier zijn om meer context aan een object of collectie te geven. Dat kan over het object zelf zijn. Waar komt het vandaan? Hoe is het gemaakt? Maar het kan ook worden ingezet om te laten zien wat je op een schilderij of ander historisch object juist onzichtbaar is. Het voegt een nieuwe laag aan een verhaal toe.” Dat VR interactief is en een de kijker afsluit van zijn omgeving maakt de ervaring bovendien heel krachtig. “En het spreekt een brede doelgroep aan – van jong tot oud maar vooral ook mensen die niet vaak in een museum komen.”
Lees ook de longread van Mirjam Vosmeer over de metaverse: Wie bepaalt de regels in de metaverse – en hoe kan dat inclusief
Deze innovatieve verteltechnieken kunnen vervolgens ook worden ingezet voor andere vormen van meerstemmigheid. Zo werd vanuit het onderzoeksproject VR for Diversity vorig jaar het eerste VR-museum over queercultuur gelanceerd. En aan het Amfi studeerde Danielle Yaor af met een indringende campagne om acceptatie van neurodivergentie als adhd en autisme te bevorderen. Teunissen: “De modewereld zit vol codes die impliciet afbakenen wie erbij hoort en wie niet. Jong, slank en wit zijn nog steeds de norm. Wij leren onze studenten juist verder te kijken dan deze fysieke stereotypen.”