Deze week presenteert Dutch Design Week elke dag een kritische reflectie op het eigen programma , dat vrijdag van start gaat. Deze ‘creative voices’ kunnen een longread, installatie of visuele column zijn. De Britse designcriticus James Dyer en grafisch ontwerper Nick Deakin bijten het spits af met een vurig pleidooi voor ‘design realism’, eerst in het Engels en daaronder in het Nederlands. “Schrijven en denken over design moet ook gaan over het banale en het norse en vooral over het onzekere en verwarrende van het alledaagse leven met design.” Dyer en Deaklin reflecteren op het ontwerpperspectief Speculative design de missie Creating our Living Environment.
De onbekwaamheid tot interpretatie
De verwachtingen die we hebben van design verschuiven. Design moet een noodzaak hebben voor de sociale, politieke, economische en ecologische crises van nu. Dat vergt ook een noodzakelijke en radicale verandering van design zelf. Die verandering manifesteert zich als speculative design in tentoonstellingen en op graduation shows. Door deze aanwezigheid in de kritische en experimentele voorhoede van design heeft dit speculatieve ontwerp een vanzelfsprekende plek in het designdiscours. Oftewel: fantasie, fictie en speculatie bepalen steeds meer hoe we nadenken over radicale verandering van de maatschappij en de rol design daarin kan spelen.
Lees meer over het initiatief Creative Voices: DDW presenteert vijf ‘creative voices’ met reflectie op urgente opgaven voor ontwerpers
In grote lijnen heeft dit speculative design betrekking op twee basisconcepten: kritische gedachten over mogelijke toekomsten en het ontwerp van een alternatief heden. Speculatieve ontwerpen zijn niet opwindend of waardevol omdat ze indringende visies bieden op urgente problemen of omdat ze nauwkeurig anticiperen op toekomstige problemen, maar omdat er een bewonderenswaardige zuiverheid in hun naïviteit schuilt. Speculatieve of hypothetische ontwerpen verbeelden op een speelse en toegankelijke manier een sterk overdreven versie van een heel specifiek probleem, zoals diverse projecten op DDW 2023 demonstreren.
Gas to Green bijvoorbeeld speculeert op het toekomstige verlies van het netwerk van tankstations door energietransitie. Fungal Wars verkent de ethiek van biotechnologie, en House of Dreams speculeert over de impact van AI op slaappatronen. De uitkomst van deze speculatieve ontwerpmethodiek doen worden gepresenteerd concrete oplossingen voor een radicale toekomst. In deze gevallen gaat het om stadslandbouw in niet meer gebruikte logistieke knooppunten (Gas to Green), schimmels die vechtsporten in een lab (Fungal Wars) en een slaapkamer gebaseerd op kunstmatig intelligente (House of Dreams). Je zou kunnen zeggen dat speculatieve ontwerpen vooral iets zegen over de tijd waarin ze zijn ontwikkeld – en veel minder relevant zijn voor de toekomst.
Lyrische ideeënstroom
Om eerlijk te zijn, speculative design bestaat uit tal van uiteenlopende ideeën die meer of minder relevant zijn; het hangt er maar net aan wat het maatschappelijke probleem du jour is. Speculatieve ontwerpen niet hoeven daarom niet te worden weerlegd om zo ruimte te maken voor weer nieuwe speculaties. Integendeel, hedendaagse speculaties worden vanzelf inefficiënt, ongepast, onwaarschijnlijk of in één woord: achterhaald. Er dient zich vanzelf een nieuwe realiteit aan die vraagt om nieuwe speculaties.
Maar dat maakt speculative design nog niet vrijblijvend. De ontwerpers ervan hebben onverminderd een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Immers, hun speculaties verdwijnen niet maar blijven aanwezig in artikelen (zoals deze), op sociale media, in portfolio’s en tentoonstellingen, in catalogi en vooral ook meer in het collectieve geheugen van een breed publiek. Ze niet zozeer een spook- of sprookjesachtige voorstelling van een aanstaande werkelijkheid maar veel meer een actueel maar voorbijgaand idee van de toekomst.
Zoals ik het zie, beweegt het toekomstbeeld van veel speculative design even snel op ons af als het vervolgens in de achteruitkijkspiegel weer van ons af beweegt. Problematisch genoeg, en in tegenstelling tot de pretenties die veel deze projecten hebben, ontbreekt er een gedeelde visie hoe design op de lange termijn kan bijdragen aan maatschappelijke verbetering. Bij het bestaande speculative design is er geen sprake van een ‘rechttoe rechtaan’ beweging. Het is met name een bescheiden maar lyrische ideeënstroom, een draaiende dans van ontwerpers op een carnaval van design (waarmee ik de Dutch Design Week bedoel).
Design realisme
De vraag is alleen: is het erg als je dit design langs je heen gaat, of láát gaan? Deze vraag is alleen maar relevant omdat het feitelijk ongepast is om te zeggen dat je design niet begrijpt. Zoals ook duidelijk wordt op DDW is design een lamp, een sjaal, een tafel van gerecyclede plastic, een stuk speelgoed, wollen gordijnen en wat al niet meer. Maar juist tussen deze alledaagse designobjecten voel ik me als Monsieur Hulot uit de film Playtime van Jacques Tati. De hoofdpersoon is daarin voortdurend verwonderd en verward door zijn leefomgeving, het is een hardnekkig vreemde situatie waarin hij zich staande moet houden. Maar zijn verwarring is meer dan komische satire, het is speels commentaar op het leven. Het leven van Hulot is hyperrealistisch maar het neemt gek genoeg geen serieuze plaats in het design discours. Ik denk dat deze onhandigheid met designobjecten een logisch gevolg is van hoe we ons moeten verhouden tot deze tot in de puntjes bedachte ontwerpen die grote groepen moeten aanspreken en niet het individu. Vandaar dat gevoel van vervreemding.
Het denken over onze persoonlijke leefomgeving gaat over de manier waarop we met ontwerpen leven; idiotie (lees: het eigenzinnige) moet serieus worden genomen. Alledaagse ontwerpen lijken zo tragisch kwetsbaar juist omdat ze zo openstaan voor interpretatie. Dit betekent dat diepe, betekenisvolle verbindingen met ontwerpen plotseling en met kracht kunnen ontstaan, gewoon bij toeval, als schitterende toevallige ontmoetingen die uit de sleur van het leven steken. In zijn dagboeken merkte de toneelschrijver Witold Gombrowicz op dat hij een opname van Chopin liever vanuit een open raam op straat zou afluisteren dan vanuit een concertzaal. Hij zag dit als een manier om meer verbonden te zijn met de muziek door ‘de onbekwaamheid tot interpretatie’. Deze spontane en individuele ervaring van design is geen ondermijning van het vakmanschap en de expertise van ontwerpers. Het is een erkenning van de rommeligheid van leven met design en de vreugde van de ongeplande ervaringen die daarmee gepaard gaan. Ik noem dat design realism.
Onderbuik van design
Onze ervaringen van design ontwerpen moet los kunnen staan van de concepten die achter diezelfde ontwerpen liggen. Design realism gaat uit van de een onbevangen en onbevooroordeelde ervaring van de leefomgeving. Het zijn niet alleen de kritische, doordachte en of anderszins diepgravende ideeën en concepten van de ontwerper die design discours moeten bepalen. Schrijven en denken over design moet ook gaan over het banale en het norse en vooral over het onzekere en verwarrende van het alledaagse leven met design.
Toch loopt dit design realism niet als een ader door het hart van design. Het blijft stilletjes aan de gerafelde rand, zo niet de onderbuik, ervan. Terwijl het nou juist een sympathiek alternatief kan zijn voor de gangbare opvatting dat een radicale herijking – misschien zelfs wel herwaardering – van design vooral schuilt in het verkennen speculatieve toekomsten.
(Vertaling Jeroen Junte)
James Dyer is docent aan The school of Art & Design van Prague City University. Daarnaast is hij een kritisch publicist design en communicatie
Nick Deakin werkt onder naam als Totally Okay grafisch ontwerper en illustrator; daarnaast is hij hoofddocent Graphic Design aan Leeds Arts University