De prestigieuze Architectuurbiënnale van Venetië gaat dit jaar ‘gewoon’ van start, want zowel Arsenale als Giardini met zijn landenpaviljoens openden afgelopen weekeinde. Terwijl wij het in Nederland moeten doen met zoom-previews en online-talks, is de Nederlandse architectuurcriticus Bart Lootsma wél in Venetië. Exclusief voor DesignDigger doet Lootsma verslag. “Dit is zonder twijfel een van de vreemdste edities ooit! Er is ongetwijfeld geweldig werk en er zijn, zoals altijd, een aantal zeer goede paviljoens. Maar in veel opzichten voel je dat deze biënnale een jaar is uitgesteld.”
Waaraan merk je dat? “Thema’s die het afgelopen jaar zo belangrijk zijn geworden, zoals de pandemie, spelen geen enkele rol, hoewel ze alles te maken hebben met het thema van de Biennale: How will we live together. De pandemie heeft voor een drastische verandering gezorgd in de manier waarop we – in ieder geval in die delen van de wereld die goed Internet hebben – met elkaar communiceren en hoe we consumeren. Het enige wat je ziet is dat een aantal paviljoens (nog) dicht zijn. Daar heerst alleen stilte. Thematisch is er geen aandacht voor de grote thema’s van het afgelopen jaar, ook niet in die paviljoens die het laatste half jaar nog drastisch zijn omgegooid vanwege de regelgeving omtrent COVID.”
Er is ook niets terug te zien van het afgelopen pandemische jaar in Sarkis’ presentaties in het hoofdpaviljoen en in de Arsenale? “Nee! Terwijl we dat wel hadden mogen verwachten. Je zou kunnen zeggen dat COVID de architectuur binnenstebuiten keerde. We ontmoeten alleen individuele mensen in individuele kamers door middel van Zoom-achtige sessies. Deze mensen kunnen overal ter wereld zijn. Interieurs als achtergrond zijn in het alledaagse leven belangrijker geworden dan gevels of algemene architecturale vormen of structuren. Architectuur, als de lege ‘autonome discipline’ is bijna geheel betekenisloos geworden. Het gebruik van allerlei op internet gebaseerde diensten heeft de manier waarop we in steden wonen veranderd. Temidden van al dat geweld is er op deze Biënnale niet eens een poging gedaan om architectuur de nieuwe urgentie te geven die het zou kunnen hebben.”
“Dit is zonder twijfel een van de vreemdste edities ooit! In veel opzichten voel je dat deze biënnale een jaar is uitgesteld.”
Zijn er ook geen individuele landenpaviljoen die inspelen over de veranderende beleving van architectuur door de corona-pandemie? “Ik heb ze niet gezien. Als het om de gevolgen van de pandemie gaat, laat eigenlijk alleen het Oostenrijkse paviljoen zien hoe het nieuwe online samenleven functioneert en wat voor gevolgen het heeft voor architectuur en stedenbouw. Dat was natuurlijk al langer aan de gang, maar het werd met de pandemie manifester. Peter Mörtenböck en Helge Mooshammer hebben tal van experts uit de hele wereld uitgenodigd om in specifieke kleine case studies hun visie daarop te geven. Het is vooral een onderzoeksproject, dat door de gelaagde en zorgvuldige presentatie zowel academici als ook een groter publiek kan aanspreken. Je kunt er kort blijven en een paar voorbeelden bekijken of ook langer. Er is een fraaie website en dan zijn er ook nog twee boeken bij verschenen.”
Welke paviljoens springen er verder positief uit? “Het Belgische paviljoen is fraai. Dat is zowel op de kunst- als architectuurbiënnale eigenlijk al jaren het geval. Het toont vijftig recente projecten van vijfenveertig hedendaagse Belgische bureaus. Daarvan zijn grote modellen gemaakt, die in fictieve straten op typisch Belgische wijze naast elkaar zijn gezet in een soort analoge stad naar voorbeeld van Aldo Rossi of een capriccio van Canaletto. Dat blijkt te kunnen als vorm van samenleven. Een eenvoudig idee maar heel overtuigend uitgewerkt. De tentoonstelling was al klaar voordat de Biënnale werd verschoven. Het Japanse paviljoen is subtiel ontroerend. Het toont de onderdelen van een huis, geordend naar het jaar waarin ze zijn toegevoegd. Het laat zien dat ook een individueel woonhuis in feite het resultaat is van de acties en interventies van tal van mensen in de loop der tijd. Verder vind ik Roemenië erg sterk, dat focust op Roemenen die in het buitenland werken. En tot slot Chili met zijn fascinerende verzameling schilderijtjes van alledaagse ruimtelijke situaties.”
Bart Lootsma legde met zijn boek Superdutch in de jaren negentig als de eerste de vinger op de succesvolle generatie Nederlandse architecten als MVRDV, UN Studio en OMA. Superdutch (2000) is nog steeds toonaangevend in het denken over de Nederlandse architectuur van rond de eeuwwisseling. Momenteel is hij professor in architectuurtheorie aan de Universiteit van Innsbruck. In Designmuseum Den Bosch is vanaf 5 juni zijn expositie Radical Austria. Everything is architecture te zien. Ook was redacteur van verschillende publicaties als Forum, ARCHIS, de Architect en GAM. Ook was hij (gast)curator van het Montenegrijnse paviljoen op de Biënnale van Venetië in 2016.
Kloof tussen arm en rijk
Naast Covid was ook Black Lives Matter een dominant thema het afgelopen jaar. Is dat terug te zien in het programma? “Ook dat is volledig afwezig. Het Amerikaanse paviljoen viert nota bene het succesverhaal van het balloonframe, de typisch Amerikaanse bouwwijze waarmee heel efficiënt met latten een frame gebouwd wordt, dat dan met hout, gipsplaten of kunststeen bekleed wordt. Daarmee worden de Verenigde Staten helemaal volgesprawld. Het is eigenlijk de meest koloniale van alle architecturen en het wordt getoond alsof er verder niets aan de hand is. Black Lives Matter speelt dus geen rol. Het moet gezegd worden dat zonder Black Lives Matter – of zelfs zonder hoe dit de straten in veel Amerikaanse steden veranderde, en daarmee het volledige gebrek aan aandacht voor het stedelijke fenomeen van segregatie – in een tentoonstelling over hoe we samen zullen leven een pijnlijke en beschamende zaak is. Want segregatie bestaat al tientallen jaren en is met het groter worden van de kloof tussen arm en rijk, en met de toenemende speculatie in binnensteden, alleen maar erger geworden. Ook in Europa. Stedenbouwkundigen en ontwerpers, maar ook huisvestingsspecialisten werken al decennia aan deze vraagstukken. Dit zou het moment zijn geweest om hun mogelijke bijdragen te presenteren, of nieuwe ideeën op dat gebied. Helaas staat er nauwelijks iets op deze tentoonstelling, wat echt schandalig is voor een curator die zegt daar wat mee te willen.”
“Als het om de gevolgen van de pandemie gaat, laat eigenlijk alleen het Oostenrijkse paviljoen zien hoe het nieuwe online samenleven functioneert en wat voor gevolgen het heeft voor architectuur en stedenbouw.”
Maar inclusiviteit is als thema toch wel zichtbaar? “De landenpaviljoens van Frankrijk en vooral Roemenië en Polen hebben interessante bijdragen op dit gebied, en met wat goede wil ook Groot-Brittannië. Chili besteedt met een enorme serie schilderijtjes aandacht aan scenes uit het alledaagse (samen)leven en toont de rijkdom daarvan. Het is er dus wel maar op de achtergrond. Wat op z’n zachtst gezegd opmerkelijk is. Want ongelijkheid en segregatie bestaat al tientallen jaren en is met het groter worden van de kloof tussen arm en rijk, en met de toenemende speculatie in binnensteden alleen maar erger geworden.”
‘Antropocene architectuur’
Met het thema ‘How shall we live together’ wil hoofdcurator Hashim Sarkis ons uitdagen na te denken over meer diverse en sociale steden als tegenwicht tegen groeiende financiële ongelijkheid, politieke polarisatie en klimaatbedreigingen. Hoe is dat dan wel ingevuld? “Het thema wordt voornamelijk beantwoord als het samenleven met andere organismen, vaak zelfs micro-organismen, in het Antropoceen. Het gaat er vooral om hoe mens, technologie en natuur nieuwe samenlevingsvormen zouden kunnen vinden. We zien ook veel systeemdenken en cybernetica, zowel in de vorm van cyborgs als in pogingen om de werking van grote ecosystemen te laten zien, en er zijn ontwijkende voorstellen die zoeken naar mogelijkheden om de ruimte te bewonen. Veel van die projecten zijn nogal academisch. Het is vaak niet duidelijk hoe de auteurs denken dat de projecten gerealiseerd zouden moeten worden. Aan wat voor instituties en regelgeving erbij hoort bijvoorbeeld, en wie ervoor zou moeten betalen. Of het zijn zuivere onderzoeksprojecten zonder voorstel eraan vast. Een groot deel van die projecten is overigens wel heel interessant en vernieuwend, maar we moeten maar afwachten hoe het zich uitkristalliseert in de komende jaren.”
Kun je voorbeelden geven van deze ‘Antropocene architectuur’ presentaties? En van “ontwijkende voorstellen om de ruimte te bewonen”? “Het lijkt een geaccepteerd gegeven dat de mens zich met al zijn prothesen en technische hulpmiddelen tot cyborg ontwikkelt. Daarop legt Sarkis met zijn installatie Among Diverse Beings waarmee de Arsenale opent veel nadruk. Gezegd moet worden dat hij dat nogal kitscherig presenteert en thema’s als huidskleur, gender en identiteit ontwijkt door fantasiewezens te tonen. Ook projecten als Life Beyond Earth van het Amerikaanse grote en commerciële bureau SOM en het European Space Agency, een project om de Maan bewoonbaar te maken, ontwijken vooral problemen. Het is een aloud modernistische mantra, waarin problemen opgelost worden door ze naar buiten de stad, buiten het land en nu dus buiten de aarde te verbannen, te ‘externalisieren’.”
“Gelukkig zijn er ook een diverse zorgvuldige voorstellen voor hoe mensen met natuur of ook kunstmatige natuur zouden kunnen samenleven in het tijdperk waarin hoe de aarde eruit ziet en functioneert gedomineerd wordt door de mens.”
Dat klinkt bijna als een ‘ouderwetse’ biënnale waarin de mens centraal staat? “Zo zou ik het toch niet willen omschrijven. Gelukkig zijn er ook een diverse zorgvuldige voorstellen voor hoe mensen met natuur of ook kunstmatige natuur zouden kunnen samenleven in het tijdperk waarin hoe de aarde eruit ziet en functioneert gedomineerd wordt door de mens. Vooral in de Arsenale en in het centrale paviljoen in de Giardini zijn daarvan voorbeelden. ecoLogicStudio van Claudia Pasquero en Marco Poletto werkt al lang aan mogelijkheden om in steden algen in te zetten om zowel CO2 uit de lucht te halen als ook om algen te kweken als voedselvoorziening. Ze hebben intussen ook al een aantal praktische toepassingen ontwikkeld. Hier combineren ze dat in BIO.BIO.BOT. A Collective Experiment in Biotechnological Architecture, dat eruit ziet als een mengeling tussen een laboratorium en een chique cocktailbar. De glaasjes waarin de algen worden aangeboden zijn 3D geprint door kristalfabrikant Swarovski. De grote installatie Magic Queen van Daniela Mitterberger en Tiziano Derme van MAEID aan het begin van de Corderie probeert biologische systemen, organische materialen, sensoren en robotics bij elkaar te brengen in een dynamisch kunstmatig landschap waarin bijvoorbeeld paddenstoelen en groenten kunnen groeien, en verzorgd en geoogst kunnen worden.”
Nederlandse inbreng wél positief
Het Nederlands paviljoen is gevuld met installaties, video’s en tekstbijdragen van architect Afaina de Jong en kunstenaar Debra Solomon. Onder de noemer ‘Who Is We?’ bevraagt de Nederlandse bijdrage het hoofdthema van Sarkis. Oftewel: wie is dan die ‘we’ waar Sarkis het over heeft? De presentatie in het paviljoen richt zich volgens het Het Nieuwe Instituut op stedenbouw die vrouwelijk, van kleur, queer en natuur-inclusief is. Wat vind je de Nederlandse invulling van Sarkis’ thema? “De Nederlandse presentatie werkt erg esthetisch en positief. ‘Who is we’ is een goede vraag die erg breed en genereus wordt beantwoord. Ook hier gaat het om meer dan het samenleven van mensen. Ook hier gaat het om het samenleven van mensen met “niet-mensen”, waarmee grond, planten, dieren en microben bedoeld worden. Maar tenminste wordt er hier ook nog ingegaan op sociologische thema’s. “Multispecies Urbanism is een ruimtelijk en sociaal-ecologische praktijk om het recht op de stad en het recht op het stedelijk metabolisme uit te breiden tot meer-dan-mensen”, is de conclusie van de makers. In alle eerlijkheid: er zijn op deze Biënnale tal van projecten met deze doelstelling. Het zijn vooral de projecten van Debra Solomon die daar in het Nederlandse paviljoen echt inhoud aan lijken te geven. Elders zijn er projecten die daar ook technologisch meer mee doen.”
Tot slot, hoe druk was het eigenlijk deze openingsdagen? “Bij de opening was het woensdag stil, donderdag rustig, en vrijdag in de omgeving van de Giardini en de Arsenale weer bijna net zo druk als altijd. Hetzelfde gold voor Venetië als geheel. Zaterdag stonden er alweer rijen op het San Marco Plein. Het was natuurlijk ook Pinksteren, en het einde van de lockdown en reisbeperkingen werd al een tijdje aangekondigd. Dus waren er ook weer toeristen. Verder weg van de Biennale en San Marco, zoals op het Lido bleef het stil.”