Boomers zullen een zucht van herkenning slaken bij het eenvoudige maar sierlijke zitbankje van ontwerper Kho Liang Ie voor het Nederlandse meubelmerk Artifort. Het stond in de jaren zeventig in talloze woonkamers als toonbeeld van goede smaak. Millennials blijven waarschijnlijk haken aan de Endless Chair van Dirk van der Kooij, een kleurrijke stoel die is 3D-geprint met een reusachtige robotarm van afvalplastic. Duurzaam, catchy en dus trending op Instagram.
Duidelijk dus: de expositie Van Thonet tot Dutch design in het Stedelijk Museum in Amsterdam is een groots overzicht die een al even groot publiek wil aanspreken. Dertien zalen met meer dan driehonderd objecten, daar moet toch voor ieder wat wils tussen zitten. Niet alleen vanwege de 125 jaar designhistorie die deze expositie beslaat. Maar ook door de diversiteit in objecten – van alledaagse speelgoedobjecten en plastic tuinstoeltjes tot de avant-garde lichtsculpturen van Aldo van den Nieuwelaar en een late Ettore Sottsass in de vorm van een kast met geïntegreerde houten installatie. Ook te zien zijn een replica van een Amsterdams bruggenhoofd van beeldhouwer Hildo Krop én Nike-gympies van Pharell Williams. Wat deze twee objecten te maken hebben met 125 jaar wonen is een raadsel, maar fraai zijn ze wel.
SWINGEND PLASTIC DESIGN UIT DE SIXTIES
Wat meteen ook de vinger op de zere plek legt: het belangrijkste manco van Van Thonet tot Dutch design is dat de ondertitel 125 jaar wonen in het Stedelijk niet wordt waargemaakt. Door een afstandelijke presentatie vol sokkels en vitrines zit er niets anders op dan hink-stap-springend langs de blikvangers zelf uitpluizen hoe onze woonhuizen zijn veranderd afgelopen eeuw. De opstelling is chronologisch, wat overzichtelijk maar ook ietwat voorspelbaar is. Je weet immers al wat er komt na het mid century modern uit Scandinavië – het swingende plastic van de jaren zestig. De zalen hebben thema’s als ‘Meubelen uit één stuk’ of ‘Ontwerpen voor ‘Kinderen’ Onverwachte dwarsverbanden of een tijdsschets blijven achterwege. Gelukkig staat er telkens weer in elke zaal dat ene onvervangbare icoon uit de eigen collectie.
Dertien zalen met meer dan driehonderd objecten, daar zit voor ieder wat wils tussen.
Het tentoonstellingsontwerp is van Bas van Beek, die patronen en decoraties van de geëxposeerde werken heeft gesampeld en vervolgens opgeblazen tot muurvullende dessins. Hoe meer ruimte Van Beek krijgt, hoe leuker de expositie wordt. De postmoderne zaal met Memphis-design is met zijn bewegende animaties en kleurrijke behang een visueel hoogtepunt. Nota bene in de witte zaal met kinderspeelgoed slaat de expositie volkomen dood door koord en glas dat de bezoeker op afstand houdt. Ronduit een misser is de zaal Plastic Fantastic waar de meest uitzinnige stoelen saai naast elkaar zijn gezet; strak op chronologie ook nog eens. Elke stoel is drager van een rijk verhaal over de innovatie, experiment, lef en soms toch ook falen. Geen woord daarover op de zaalbordjes.
VERWANTSCHAP TUSSEN HELLA JONGERIUS EN KHO LIANG IE
Waarvoor deze bloemlezing uit de designcollectie zich als enige leent: je vergapen aan museale topstukken. Wat meteen al begint bij de zeldzame 19de-eeuwse houten meubels van de firma Thonet. Gevolgd door de aankondiging van een moderne tijd met de Amsterdamse School en de experimenteerdrift van Gerrit Rietveld en zijn tijdgenoten. Die weer wordt gevolgd door de radicale eenvoud van het polder-minimalisme van Kho Liang Ie en Aldo van den Nieuwelaar. En dat komt dan allemaal samen in Long Neck & Groove Bottles van Hella Jongerius – een icoon van het Dutch design en daarmee het passende sluitstuk van de expositie. De onderste helft van deze intrigerende vaas (of is het nou een fles?) is van porselein, de bovenste van glas. Deze twee delen zijn vervolgens gewoon aan elkaar gelijmd, verstopt onder een slordig stuk tape. Jongerius introduceerde de herwaardering van imperfectie en ambacht.
Dit is vooral een museale zelffelicitatie van het Stedelijk met zijn – inderdaad overweldigende – collectie.
Het profiel van de designhistorie van het Stedelijk is subtiel in de opstelling verweven. Te zien zijn ontwerpopdrachten als posters door Anton Beeke en een uiteindelijk nooit gebruikte want door oud-directeur Ann Goldstein afgekeurde caféstoel van Richard Hutten. Sporadisch ook is beeldende kunst uit het depot bij de designobjecten geplaatst, zoals bij de stoelen van Rietveld waar een rood-geel-blauw-compositie van Mondriaan naast hangt. Dat had best vaker gemogen, al kun je daarvoor ook net zo goed naar The Base.
Dit is vooral een museale zelffelicitatie van het Stedelijk met zijn – inderdaad overweldigende – collectie. Altijd maar weer die Roodblauwe stoel als symbool van vooruitgang, dacht curator Ingeborg de Roode. Terwijl Gerrit Rietveld (1888-1964) nog zo veel andere baanbrekende ontwerpen heeft gemaakt. Zijn Birza bijvoorbeeld is een van de eerste stoelen die uit één stuk is vervaardigd. Rietveld gebruikte hiervoor een experimentele vezelkunststof. Hij was zijn tijd weer eens vooruit. Te ver. De stoel werd nooit industrieel vervaardigd. Het zijn uiteindelijk dit soort topstukken die deze expositie redden.
AFTRAP VIERING 125-JARIGE BESTAAN VAN STEDELIJK
Met Van Thonet tot Dutch design neemt het Stedelijk een voorschot op de grootse viering van zijn 125 jarige bestaan dit najaar. Al wordt pas sinds 1934 actief design verzameld. Sindsdien groeide de designcollectie met ruim 50 duizend objecten uit tot de grootste van Nederland. Het merendeel is grafisch en textiel maar toch ook nog drieduizend meubelstukken. Uit recent onderzoek bleek dat slechts 3 procent daarvan door vrouwen is ontworpen. Op Van Thonet tot Dutch design is de vrouwelijke inbreng opgekrikt tot 20 procent.
Van Thonet tot Dutch design. 125 jaar wonen in het Stedelijk. T/m 21 maart 2021 in het Stedelijk Museum Amsterdam.
Ik moet nog gaan kijken. Ben benieuwd, is BvB wel vertrouwd. Wat ik mij afvraag is wat zelffelicitatie inhoudt. Daar ontkom je niet aan wanneer een museum zijn eigen topstukken toont? Hoe zou het anders moeten? Als je het volgens de letter van de geschiedenis zou doen dan hadden daar de gedemonteerde grachtenhuispanelen moeten staan waarvoor het Stedelijk aanvankelijk werd opgericht. Die waren bij het Nwe Instituut nog in een installatie te zien. Ruimtevreters dat wel.