Laten we er geen doekjes om winden: ook de ontwerpsector kampt met een probleem, namelijk de dominantie van de witte heteroseksuele man. Met als gevolg een krampachtige spagaat tussen goede bedoelingen en botte onverschilligheid.
Steeds vaker bijvoorbeeld is de getinte huiskleur te zien in reclames voor bankzaken of uitzendbureaus, kleding, toetjes en zelfs bier. Eindelijk wordt afgerekend met de stereotiepe rol van de zwarte vrouw die chocola, koffie of andere exotische waar aanprijst. Goede zaak dus. Zou je denken. Maar de manier waarop gekleurde personen worden afgebeeld is ‘allochtoon-light’, zoals NRC/Handelsblad het vorig jaar al eens puntig verwoorde in het essay Een afro en lichte tint: je bent geknipt voor reclame. Een lichte huidkleur waarbij een vrolijke afro-coupe voorziet in een mild multiculti-tintje – en dat dan weer afgekleed met een hippe millenial-look. Eerder cool en urban dus dan cultureel divers. Kortom, de dominantie van de witte consument blijft zorgvuldig gecultiveerd.
Gatekeepers en conservatisme
Ontwerper Ruben Pater kijkt er niet van op. “Zolang bij reclamebureaus en ook klassieke ontwerpbureaus nog steeds witte hetero-mannen die aan de knoppen zitten, zal er niet veranderen.” Natuurlijk speelt ook het conservatisme van de opdrachtgever een rol, erkent Pater, auteur van The Politics of Design, een boek dat inzoomt op onderliggende politieke of culturele context en interpretatie van beeld in journalistiek, reclame en andere communicatie. “Maar het is juist de taak van de ontwerpers om de opdrachtgevers te overtuigen van de noodzaak van inclusivtieit, waarbij niet slechts één bevolkingsgroep zich herkent in producten en beelden. Dat wordt een stuk vanzelfsprekender als de ontwerpteams zelf meer divers zijn. Deze representatie voorkomt blinde vlekken in de eigen dominante blik – lees: wit en manlijk – op de samenleving.”
Het probleem is volgens Pater dat de witte beslissingsmakers – gatekeepers in jargon – een rem vormen op een daadwerkelijk inclusieve designpraktijk. “Een boek lezen en denken dat je voor andere bevolkingsgroepen kunt spreken is niet genoeg. Het gaat om evenredige vertegenwoordiging. De gatekeepers moeten daadwerkelijk een stap opzij zetten en anderen laten beslissen.”
Culturele toe-eigening
Inclusiviteit, diversiteit, representatie, gatekeepers. Het zijn buzzwoorden maar ze leggen wél een gevoelig thema bloot in het ontwerpveld. Maar waarom worden de Afrikaanse ontwerpers dan nog steeds aangeduid als craftsmen of woodworkers, terwijl er uitsluitend wordt gesproken van Dutch designers? En hoe zit het met dat Italiaanse designlabel Moroso, dat een meubelcollectie lanceert met stereotype Afrikaanse dessins?
De vraag is niet of een modemerk dergelijke symboliek mag gebruiken, gidst Yassine Salihine, docent design research aan de masteropleiding Industrial Design aan de KABK. “Het gaat om de intentie. Heeft de fabrikant zich verdiept in de culturele context van de beelden die het gebruikt? Beslissen de historische rechthebbenden daarover mee? Delen ze mee in de winst?” Of politiek-correct verwoordt: “Heeft het modemerk of designlabel agency om zich deze beelden toe te eigenen?” In alle gevallen is sprake van een fundamentele rechtsongelijkheid. “Westerse ontwerpers hebben hun auteursrecht afgeschermd met een juridisch systeem. Waarom zouden traditionele ontwerpen uit andere culturen dan vogelvrij zijn?”
Bovendien zijn deze beelden zich toegeëigend zonder daadwerkelijke interesse of verdieping in de andere cultuur door ontwerpers. “Vaak wordt een karikatuur gemaakt van een rijke en soms eeuwenoude cultuur waaraan veel mensen hun identiteit en trots ontlenen”, zegt grafisch ontwerper Lydienne Albertoe, die in 2018 afstudeerde aan de Artez Academie Arnhem met rond het project Feeling of otherness rond het thema black awareness en culturele toe-eigening. “Want die zwarte cultuur zag ik nergens terug.” Dat haar werk voor witten confronterend of zelfs ongemakkelijk kan zijn, is een bewuste keuze. “Design moet juist kritisch zijn en zaken aan de kaak stellen.”
Inclusiviteit is belangrijk om twee reden, zegt Salihine, die als Studio Salihine ook werkt als onafhankelijk concept developer voor diverse bedrijven. “Allereerst stimuleert het innovatie, verhoogt de productiviteit en bevordert creativiteit. Maar nog belangrijker: het draagt bij aan empathie, wat uiteindelijk ook resulteert in producten die niet uitsluiten maar juist zoveel mogelijk mensen in staat stelt om het beste uit zichzelf te halen.”
Bi-culturele tussenruimte
Goede intenties kunnen resulteren in dysfunctionele producten. Als voorbeeld noemt Salihine het non-profit project One Laptop Per Child van Yves Béhar, een goedkope en gebruiksvriendelijke laptop ontworpen voor ontwikkelingslanden. “De impact van One Laptop Per Child was nihil. In tegenstelling tot de introductie van spotgoedkope Chinese smartphones en laptops in Afrika. Want Afrikanen willen dezelfde technologie als het westen, geen slap aftreksel.” De reden voor deze mislukking: “Niemand uit de doelgroep was bij het ontwerptraject betrokken.”
De opvatting dat design dat neutraal en waardenvrij is, daar zet Salihine dan ook vraagtekens bij. “Producten zijn nooit waardenvrij maar dragers van symbolen en betekenis. Elke cultuur heeft verschillende opvattingen over symboliek en esthetiek als kleur en vorm. Het ontwerpproces is te complex om ervan uit te gaan dat je deze kunt overstijgen.” Salahine geboren in een Marokkaans gezin in West-Brabant ziet zijn bi-culturele achtergrond juist als een voordeel. “Ik zie de tussenruimtes tussen de Nederlandse en andere culturen.”
Male gaze
Naast culturele vooringenomenheid is ook de male gaze alomtegenwoordig. Het health watch dat slaap, transpiratie en hartslag registreert maar niet de menstruatiecyclus. De chauffeurstoelen in auto’s die gemiddeld 10 centimeter te lang zijn voor vouwenbenen, wat zelfs de kans op fatale verwondingen vergroot. “Met een vrouw aan de ontwerptafel zouden deze fouten nooit zijn gemaakt”, is de stellige overtuiging van de feministische ontwerper Anna Aagaard Jensen. “Maatschappelijke stereotypen zijn ook diep verankerd in de designindustrie. Van vrouwen wordt vaak verwacht dat ze iets doen met kleur, materiaal en finishing.”
Jensen legt de verantwoordelijkheid ook bij vrouwen. “Wij moeten ons meer bewust worden dat we tegenwoordig zelf kunnen kiezen wat voor ontwerper we worden, ook al ligt deze keuze niet voor de hand.” In 2018 studeerde zij af aan de Design Academy Eindhoven met Basic Instinct, een serie stoelen die vrouwen de gelegenheid biedt om net al mannen met een benen wijd te zitten. “Een lichaamspositie die kracht en zelfverzekerdheid uitstraalt en daarmee ook oproept.”
Het belang van rolmodellen
Deze verandering begint met het onderwijs, is Ruben Pater stellige overtuiging. “Daar worden de nieuwe generaties klaargestoomd. Maar de academies vormen nog lang geen evenredige afspiegeling van de samenleving. Waarbij etniciteit zeker niet de enige manier is waarop gebrek aan diversiteit zichtbaar is, meent Pater “Laten we vooral ook economische klasse niet vergeten en mensen met een fysieke beperking. Terwijl juist in deze demografische groep mensen met een beperking of een niet-westerse afkomst zijn oververtegenwoordigd. Steeds meer zijn studenten afkomstig uit de hogere sociale klassen. Met als gevolg dat lage inkomensgroepen zich steeds minder aangesproken voelen door de beeldtaal van de media en de overheid.”
Maar ook in de beroepspraktijk fnuikt een gebrek aan rolmodellen. “Zijn ze er wel, die zwarte ontwerpers? En zo ja, waarom zie ik ze nergens terug?”, zegt grafisch ontwerper Albertoe. Wat ze wel ziet: “Zwarte mensen van wie de huidskleur lichter is gefotoshopped. Dat gevoel dat je er eigenlijk niet bij hoort is zo ontwrichtend.” Om diverse bevolkingsgroepen aan te spreken zouden opdrachtgevers als de Gemeente Amsterdam of de Belastingdienst ontwerpers uit alle bevolkingsgroepen moeten betrekken. Zover is het nog lang niet, sombert Albertoe. “Design is nog lang niet de open discipline die het pretendeert te zijn. De witte machtsstructuur is dominant.” Terwijl uiteindelijk iederéén profiteert van inclusief design – academie, opdrachtgever, ontwerper én consument, zegt Salihine, die ook werkt als onafhankelijk concept developer voor diverse bedrijven. “Het stimuleert innovatie, verhoogt de productiviteit en bevordert creativiteit. Maar nog belangrijker: het draagt bij aan empathie, wat ook resulteert in producten die niet uitsluiten maar zoveel mogelijk mensen in staat stelt om
het beste uit zichzelf te halen.”
Ook Nederlandse studenten met een Turkse of Marokkaanse achtergrond zijn sterk ondervertegenwoordigd op designopleidingen. Een gangbare verklaring is dat ze door hun ouders worden gepushed in veilige beroepen als art, advocaat of accountant. “Onzin!”, meent Yassine Salihine. “In mode, fotografie, film en muziek zie je ze wél. De belangrijkste reden is gebrek aan rolmodellen. Logisch dat jongeren dan denken, dat zal wel niks voor mij zijn. Maar als je jezelf vertegenwoordigd ziet, wordt je juist bevestigd jouw potentieel. Dát is de kern van inclusiviteit.”
Bron: dit is een aangepaste versie van een essay dat eerder verscheen in het magazine Dude van de BNO